Gasverbruik

Mis à jour le : 22/09/2016

Aan de hand van gesprekken met het gezin en via een analyse van de factuur kunt u trachten te achterhalen of één van de volgende elementen het verschil tussen hun jaarlijkse gasverbruik in kWh en het jaarlijkse referentieverbruik kan verklaren.

Afwijkingen in de berekening

Het kan gebeuren dat de berekening van de annualisering van het verbruik afwijkt/niet correct is. Dit kan het geval zijn wanneer de annualisering bijvoorbeeld enkel gebaseerd is op de 2 koudste wintermaanden. De annualisering zal dan een te hoog verbruik opleveren omdat ervan uitgegaan wordt dat de hele winter even koud was als deze twee maanden.

Aanwezigheid in de woning

De referentiecijfers gaan uit van een gemiddelde aanwezigheid in de woning, maar sommige gezinnen brengen er meer tijd door.

Halfvrijstaande en vrijstaande bebouwing

  • Halfvrijstaande bebouwing: het verbruik voor de verwarming ligt 15% hoger dan bij een gesloten bebouwing. Het jaarlijkse referentieverbruik voor de verwarming moet in dergelijke gevallen dus met 15% worden verhoogd.
  • Vrijstaande bebouwing: het verbruik voor de verwarming ligt 30% hoger dan bij een gesloten bebouwing. Het jaarlijkse referentieverbruik voor de verwarming moet in dergelijke gevallen dus met 30% worden verhoogd.

Warmteverlies

Er kunnen op verschillende plaatsen warmteverliezen optreden:

  1. via de muren: 30% van alle warmteverliezen in een woning is toe te schrijven aan de muren. Het gebeurt dat de radiatoren/convectoren tegen (koude) buitenmuren zijn geïnstalleerd, waardoor warmte verloren gaat. Om dit verlies te beperken, kunnen er aan de muur achter deze radiatoren warmtereflectoren worden aangebracht.
  2. Via ramen en deuren: 30% van alle warmteverliezen in een woning is toe te schrijven aan deuren en ramen. Om dergelijke verliezen te verminderen, kan men de gordijnen sluiten (maar daarbij wel opletten dat ze niet voor de radiatoren hangen). Ook door ’s nachts de (rol)luiken te sluiten, wordt de warmte beter binnen gehouden. Bovendien bestaan er subsidies voor wie hoogwaardige beglazing installeert.
  3. Via het dak en de vloer: 25% van de warmteverliezen in een woning is toe te schrijven aan het dak en 15% aan de vloer op de benedenverdieping. Dit aspect is dus vooral belangrijk voor flats op de beneden- of kelderverdieping, of onder het dak. Soms is het mogelijk om de vloer van de zolder goedkoop te isoleren. Voor omvangrijkere isolatiewerken, kan financiële steun worden aangevraagd.
  4. Via niet-geïsoleerde warm water-/verwarmingsleidingen: warm water dat door niet-geïsoleerde leidingen stroomt in niet-verwarmde delen van de woning, koelt sneller af. Om dergelijk warmteverlies te beperken, kunnen er isolatiebuizen rond dergelijke leidingen worden aangebracht. Zo kan er een besparing tot 300 kWh/meter leiding/jaar worden gerealiseerd.

Kleine investeringen
De warmteverliezen kunnen worden beperkt door kleine ingrepen (reflecterende panelen achter de radiatoren, plaatsen van gordijnen, aanbrengen van isolatie rond niet-geïsoleerde verwarmingsleidingen, isolatie van de zoldervloer…). Er kan eveneens een beroep worden gedaan op verenigingen (link naar deel wonen) die goedkoop kleine werken uitvoeren bij mensen met een laag inkomen.

Vochtigheid

Een te hoge vochtigheid in de woning verhoogt het verwarmingsverbruik. Er bestaan twee soorten vochtigheid: vochtigheid die is toe te schrijven aan de aanwezigheid en activiteit van mensen, en vochtigheid die is toe te schrijven aan de structuur van de woning. Meer informatie daarover, vindt u hier . Sommige personen die in financiële moeilijkheden verkeren, gebruiken de verwarming slechts sporadisch of helemaal niet. Dit brengt risico’s met zich mee wat betreft de vochtigheid in hun woning.

Temperatuur van de verwarming

Advies in verband met de temperatuur van de verwarming moet worden afgestemd op de specifieke situatie van de betrokkene (aanwezigheid van een baby, een oudere of zieke persoon, enz.) en van de woning. In woningen waar het tocht, zal het koudegevoel altijd groter zijn, ongeacht de reële temperatuur. Een thermostaat en/of thermostatische kranen helpen bij het regelen van de temperatuur.

    • In leefruimten waar mensen aanwezig zijn, wordt een temperatuur van 20° (thermostatische kraan op 3) aanbevolen. Met behulp van een thermometer kan de temperatuur objectiever worden vastgesteld. Dit kost niet veel en kan sterk bijdragen tot het temperatuurbeheer.
    • ’s Nachts wordt een temperatuur van 16° (thermostatische kraan op 2) aanbevolen.
    • In kamers waar niemand is of in geval van tijdelijke afwezigheid kunnen de thermostatische kranen op 1 worden gezet (of 12°).
    • Bij langere afwezigheden (verblijf in het buitenland, enz.) kunnen de kranen worden dichtgedraaid of in de antivriesstand worden gezet (5°).
    • Door de gemiddelde verwarmingstemperatuur via de thermostaat of de kraan met één graad te verlagen, kan op het verbruik worden bespaard. Hoe groter het verschil tussen de binnen- en de buitentemperatuur, hoe groter de besparing zal zijn.

Verwarmingsketels, verwarmingsinstallaties en productie van warm water

  • Wanneer een verwarmingsketel op een te hoge temperatuur is ingesteld, zal er meer energie worden verbruikt zonder dat dit voor de bewoners extra comfort oplevert. Een temperatuur van 70°C is voldoende in de winter. Na de winter kan de verwarmingsketel in de stand “enkel warm water” worden gezet, of zelfs volledig worden uitgeschakeld.

Collectieve verwarmingsketels
Die kunnen enkel worden geregeld door de beheersmaatschappij van het gebouw, de syndicus of de mede-eigenaars, en in geen geval door de huurder of door een maatschappelijk werker die hiertoe niet werd gemachtigd door de beheerders van het gebouw.

  • Een oude of slecht werkende verwarmingsketel verbruikt meer energie. Het is dan ook belangrijk de verwarmingsketel regelmatig te onderhouden. Er bestaan premies om een oude verwarmingsketel door een performanter model te vervangen.
  • Een verwarmingsketel, convector of geiser die niet wordt onderhouden, verbruikt meer dan toestellen die wel worden onderhouden, en kan een risico voor de veiligheid inhouden. Huurders zijn verplicht om individuele toestellen jaarlijks te onderhouden.

Een meter die te snel loopt

Dit is een vrij zeldzaam fenomeen, maar het bestaat. Als u vermoedt dat de meter te snel loopt, kunt u snel een kleine test uitvoeren alvorens eventueel Sibelga te contacteren.

Principe
Maak een vergelijking tussen:

  1. het gasverbruik (d.w.z. de evolutie van de meterstanden) gedurende 1/10e van een uur (m.a.w. 6 minuten), op maximaal verbruik. Hiervoor moeten alle radiatoren of convectoren volledig worden opengezet.
  2. En het vermogen van de verwarmingsketel. Dit wordt uitgedrukt in kW (per uur) en staat gewoonlijk vermeld op het toestel (en standaard ook op de informatiefiche). Om de vergelijking mogelijk te maken, moet worden berekend welk vermogen de verwarmingsketel op 1/10e uur kan bereiken. Voorbeeld: als het nominale vermogen van de ketel 24,65 kW (per uur) bedraagt, zal het vermogen op 6 minuten 2,465 kWh bedragen.

Als het reële aardgasverbruik (1) hoger ligt dan het vermogen van de ketel (2), dan loopt de meter te snel.

Concreet:

  1. Zoek het nominale vermogen (in kW) van de verwarmingsketel op. Voorbeeld: 24,65 kW.
  2. Zet dit nominale vermogen om in kWh per 1/10e uur. In ons voorbeeld: 2,465 kWh of 0,2465 m3.
  3. Neem de stand van de aardgasmeter op. Voorbeeld: 9.450,25 m3.
  4. Zet alle radiatoren gedurende 6 minuten op het maximum.
  5. Neem de meterstand opnieuw op. Voorbeeld: 9.450,35 m3
  6. Bereken hoeveel aardgas er tijdens deze 6 minuten werd verbruikt: = 9.450,35 m3 – 9.450,25 m3 = 0,1 m3
  7. Vergelijk het reële verbruik met het vermogen van de verwarmingsketel: 0,1m3 < 0,2465 m3.
    => In ons voorbeeld loopt de meter niet te snel.

Tussenkomst van Sibelga
Sibelga kan de meter komen controleren. Opgelet: als er niets mis is met de meter, zal Sibelga de tussenkomst aan de klant aanrekenen.