< Terugkeer

Energiearmoede en isolatie van sociale woningen: de Koning Boudewijnstichting publiceert twee rapporten

Geplaatst op: 17/05/2021 - Bijgewerkt: 25/06/2021

Ieder jaar publiceert de Koning Boudewijnstichting de barometers van de energie- en waterarmoede om een objectief beeld te schetsen van de problemen en de evoluties ervan, en om de oorzaken ervan te begrijpen. Dit jaar benadrukt de Stichting in een aanvullend rapport ook het belang van isolatie van sociale woningen.

Barometer energie- en waterarmoede (2009-2019)

Met een iets andere methodologie (zie details in het volledige rapport), trekt de KBS dit jaar enkele belangrijke lessen. Ook dit jaar zijn eenoudergezinnen, alleenstaanden en sociale huurders de groepen die het hardst worden getroffen door deze vormen van armoede.

Energiearmoede

In België leefde in 2019 meer dan één op de vijf gezinnen (20,7%) in energiearmoede. Ondanks een zacht klimaat en een aanzienlijke daling van de aardgasprijs, heeft 15,1% van de gezinnen een energiefactuur die te hoog is in verhouding tot het beschikbaar inkomen (gemeten energiearmoede). 4,2% heeft een abnormaal lage energiefactuur in vergelijking met vergelijkbare gezinnen (verborgen energiearmoede). Tot slot vreest 3,6% van de gezinnen zijn woning om financiële redenen niet behoorlijk te kunnen verwarmen (subjectieve energiearmoede).1.

In Wallonië worden gezinnen het meest getroffen door energiearmoede met 28,3% van de gezinnen, gevolgd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (27,6%) en Vlaanderen (15,1%). De ongelijkheden tussen de Gewesten kunnen worden verklaard door verschillende factoren die in het rapport worden beschreven, zoals de grootte van de woningen, het inkomensniveau en het type bevolking.

Sociale huurders zijn bijzonder kwetsbaar. 41% van de gezinnen die een sociale woning huren, verkeert in energiearmoede, vergeleken met 31,6% van de gezinnen die een private woning huren. Het gaat met name om alleenstaanden, eenoudergezinnen en vrouwen, die oververtegenwoordigd zijn in de sociale huursector. Deze profielen lopen het grootste risico op armoede. Algemeen genomen worden vrouwen en ouderen meer getroffen door energiearmoede.

Tot slot wijst het rapport erop dat het hebben van een inkomen uit arbeid of het behoren tot de ‘middenklasse’ niet beschermt tegen energiearmoede.

Waterarmoede

Ook hier verschilt de situatie naargelang het Gewest. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt 23,5% van de gezinnen getroffen door waterarmoede, gevolgd door Wallonië (20,7%) en Vlaanderen (9,8%).

Net zoals bij energiearmoede worden eenoudergezinnen (een derde) en alleenstaanden (een vijfde) het zwaarst getroffen.

En ook hier zijn sociale huurders kwetsbaarder voor waterarmoede dan andere bewoners  (32,7% van de sociale huurders, 27,7% van de private huurders en 8,2% van de eigenaars).

Als we tot slot de twee soorten armoede samen nemen, merken we dat 9,4% van de Belgische gezinnen kampt met zowel energie- als waterarmoede en dat 3,6% van hen een energie- of waterschuld heeft.

Renovatie van sociale woningen: de huurders betrekken en begeleiden

Zoals de Barometer aangeeft, worden in het bijzonder sociale huurders getroffen door energiearmoede. Daarom publiceerde de Koning Boudewijnstichting “Renovatie van sociale woningen: huurders betrekken en begeleiden”.  We delen hier met jullie de aanbevelingen en nodigen jullie uit om de volledige publicatie te lezen. Meer dan gewoon sociale woningen isoleren, wordt ook ingegaan op de betrokkenheid van huurders bij het proces.

  1. Voorwaarden uitwerken die participatieve renovatie van sociale woningen faciliteren.

“De studie heeft aangetoond dat participatieve renovatie in de sociale huisvestingssector een proces is dat op lange termijn wordt ontwikkeld en dat bepaalde gunstige voorwaarden vereist, zoals een samenwerkingsrelatie tussen de betrokken partijen en een goede communicatie met de huurders. “

  1. De huurders van sociale woningen begeleiden in het gebruik van gerenoveerde gebouwen.

“Het renovatieproces is een essentiële gebeurtenis die een sterke impact kan hebben op het leven van de huurders van sociale woningen. De huisvestingsmaatschappijen moeten hier dan ook bijzondere aandacht voor hebben. De behoefte aan ondersteuning is vooral belangrijk in de fase na de renovatie, bij de begeleiding bij het gebruik van de gerenoveerde woningen. “

  1. De financiering van participatieve renovatieprojecten en de begeleiding bij het gebruik van gerenoveerde woningen waarborgen.

“Sociale huisvestingsmaatschappijen hebben beperkte financiële middelen, waardoor ze bestaande initiatieven op het gebied van renovatie niet altijd verder kunnen ontwikkelen en veralgemenen. “