< Terugkeer

Hervorming van de Ordonnanties Gas en Elektriciteit in het Brussels Gewest : goedkeuring van nieuwe maatregelen op het vlak van sociale bescherming die van kracht zijn sinds 30 april 2022

Geplaatst op: 31/05/2022 - Bijgewerkt: 14/07/2022

De wijziging van de ordonnanties Gas en Elektriciteit, door een tekst die op 17 maart 2022[1] werd goedgekeurd, wil met name een snel antwoord bieden op twee fenomenen die de toegang tot energie in het gedrang brengen voor mensen die in het Brussels Gewest wonen: de prijsstijgingen en het te kleine commerciële aanbod. Dit gebeurt via de omzetting van twee recente Europese richtlijnen[2].

De maatregelen die de Brusselse wetgever voorstelt, zijn noodzakelijk en bijzonder relevant gezien de uiterst precaire context waarmee heel wat gezinnen worden geconfronteerd.

In de rest van dit artikel gaan we hoofdzakelijk in op de nieuwe sociale maatregelen uit de ordonnanties die gericht zijn op de bescherming van kwetsbare consumenten en die nauw verband houden met het maatschappelijk werk in de energiesector. Het is dus geen volledige lijst van alle wijzigingen. In een latere nota zullen we een analyse maken van het geconsolideerde systeem voor de plaatsing van de slimme meters (alsook van de risico’s die dit inhoudt op het vlak van dynamische prijsstelling die hiermee mogelijk wordt)[3], en van de omkadering van de energiegemeenschappen (en de opportuniteiten die ze zouden kunnen bieden voor kansarme doelgroepen)[4].

De belangrijkste nieuwe sociale beschermingsmaatregelen zijn met name : de volledige afschaffing van de vermogensbegrenzers (1), de hervorming van het statuut van beschermde afnemer (2), de invoering van de gewaarborgde levering (3), de verduidelijking van de plafonnering van de invorderingskosten bij onbetaalde schulden (4), en de verbetering van de MOZA-procedure (5).

Daarnaast zullen we verspreid ook wijzen op enkele bijkomende wijzigingen die werden doorgevoerd door de hervorming van 17 maart 2022 (6).

Het gaat hier uiteraard om een theoretische analyse en we zullen alert blijven voor de toepassingen van de nieuwe maatregelen in het veld.

Opmerkingen vooraf :
Om de tekst niet zwaarder te maken dan nodig, verwijzen we in de voetnoten uitsluitend naar de nieuwe artikelen van de Ordonnantie Elektriciteit. De Ordonnantie Gas volgt dezelfde structuur maar de nummers van de artikelen zijn enigszins anders. Daarnaast zullen de objectieve beschrijvingen van de nieuwe maatregelen hier en daar in kaders worden aangevuld met een kritische beschouwing van het Steunpunt SocialEnergie.

  1. De volledige afschaffing van de vermogensbegrenzer

De ordonnantie van 17 maart 2022 voorziet in de definitieve afschaffing van de vermogensbegrenzer. Niet alleen was het een duur systeem dat er niet in slaagde om de schuldenlast van de betrokken gezinnen te beperken, het was bovendien vervelend en zelfs beledigend voor de gezinnen[5].

Sibelga zal binnen de 3 jaar een proactieve verwijderingscampagne voeren om alle vermogensbegrenzers die voor 30 april 2022 werden geïnstalleerd, te verwijderen[6]. Mensen kunnen ook naar Sibelga bellen om een afspraak te maken om de begrenzer te laten weghalen.

De procedure waarbij een vermogensbegrenzer wordt geplaatst, wordt vervangen door een verplichting voor de leverancier om de distributienetbeheerder te melden dat hij van plan is om een procedure op te starten om een energiecontract te ontbinden[7]. Zodra de leverancier de distributienetbeheerder heeft laten weten dat hij een procedure wil opstarten om het contract te ontbinden, en ten laatste tien dagen nadat die laatste deze informatie heeft ontvangen, neemt de distributienetbeheerder telefonisch contact op met de eindafnemer om hem uit te leggen wat de gevolgen zijn wanneer hij het gefactureerde bedrag niet betaalt. Hij wijst de eindafnemer er verder ook op dat er een systeem voor sociale bescherming bestaat (statuut van beschermde afnemer, enz.) en bezorgt hem de contactgegevens van het OCMW van zijn gemeente en van het informatiecentrum voor gas- en elektriciteitsconsumenten (i.e. Infor GazElec). De ordonnantie verduidelijkt dat deze informatie op een heldere en begrijpelijke manier aan de gebruiker moet worden verstrekt[8].

  1. De hervorming van het statuut van beschermde afnemer (BA)[9]

Op 30 april 2022 zijn er meerdere wijzigingen van kracht geworden :

a) Het statuut van BA wordt voortaan toegekend voor een periode van maximaal 5 jaar (in het vorige systeem was de duur onbepaald), behalve voor personen die in schuldbemiddeling of in een collectieve schuldenregeling zitten. Voor deze personen blijft de duur van het statuut onbepaald.

Het statuut kan van nature vroegtijdig worden beëindigd als de schuld sneller wordt afgelost, als het gezin zijn afbetalingsplan niet langer naleeft of als het niet meer aan de voorwaarden voor toekenning van het statuut beantwoordt.

Concreet is de nieuwe duur die nu in de verordening is opgenomen, bedoeld om de leverancier aan te moedigen om afbetalingsplannen voor een periode van 5 jaar op te stellen.

We betreuren echter dat deze aanmoediging geen verplichting voor de leverancier inhoudt om afbetalingsplannen van 5 jaar af te sluiten, als die worden voorgesteld door het gezin en enkel wanneer ze bijdragen tot het budgettaire evenwicht van het gezin.  Het statuut van beschermde afnemer komt het gezin ten goede, maar kan anderzijds de leverancier ontheffen van zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de klant en diens schuld: het zou dus niet meer dan rechtvaardig zijn om een dergelijk afbetalingsplan op te leggen aan de leverancier.

b) Voortaan wordt het recht op het behoud van het statuut tweejaarlijks bevestigd (in het vorige systeem ging het om een jaarlijkse bevestiging).

Om de twee jaar vraagt de noodleverancier (Sibelga) :

dat het gezin binnen de negentig dagen na zijn schriftelijk verzoek het bewijs levert dat het voldoet aan de vereiste voorwaarden. De noodleverancier brengt het OCMW hiervan op de hoogte. Na deze termijn wordt de schorsing beëindigd en wordt het contract tussen de leverancier en het gezin volledig hervat. De noodleverancier brengt het OCMW hiervan op de hoogte.

aan de leverancier te bevestigen dat het gezin zich aan zijn afbetalingsplan houdt. Als het gezin zijn afbetalingsplan niet naleeft, wordt de schorsing beëindigd en wordt het contract tussen de leverancier en het gezin volledig hervat. De noodleverancier brengt het OCMW hiervan op de hoogte[10].

Indien het afbetalingsplan niet wordt nageleefd, wordt de bescherming op het moment van de controle stopgezet.

Deze wijziging wil het statuut aantrekkelijker maken door de procedurele elementen waarvoor de begunstigde moet instaan, te beperken.

We zijn bijzonder verheugd over deze verbetering, die een efficiënt middel biedt in de strijd tegen de non take-up van het statuut van BA.

c) Wanneer het statuut van BA wordt toegekend door Brugel[11], wordt het inkomensplafond van de aanvrager verhoogd

Voortaan bedraagt het netto belastbare inkomensplafond € 37.600 (of zelfs € 52.600 wanneer er ten minste twee inkomens zijn in het gezin), vermeerderd met € 3.000 voor de eerste persoon ten laste en € 1.500 voor de volgende personen ten laste[12] [dit zijn dezelfde bedragen als degene om te kunnen genieten van categorie III van de RENOLUTION 2022-premies[13]].

De plafonds werden verhoogd ter bescherming van de “sociale middenklasse”, die niet geniet van het federale sociale tarief: deze laag van de bevolking had vroeger geen moeilijkheden om haar energiefacturen te betalen maar wordt vandaag de dag geconfronteerd met steeds hogere rekeningen.

Algemeen genomen, bedragen de spectaculaire stijgingen van de commerciële tarieven in het Brussels Gewest tussen april 2021 en april 2022 89% voor elektriciteit en 230% voor gas. Voor het sociaal tarief bedragen de verhogingen 15% voor elektriciteit en 18% voor gas.

Het is dus interessant om er expliciet nog een keer op te wijzen dat het verschil tussen de marktprijzen en het sociale tarief in mei 2022 heel groot is:

Elektriciteit: voor een jaarlijks verbruik van 3.500 kWu: € 1.513 aan het commerciële tarief en € 809 aan het sociaal tarief;

Gas: voor een jaarlijks verbruik van 12.700 kWu: € 2.394 aan het commerciële tarief en € 407 aan het sociaal tarief.

Concreet betekenen de hierboven genoemde nieuwe inkomensplafonds dat 80% van de mensen die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen, aanspraak kunnen maken op het statuut van beschermde afnemer, op voorwaarde dat ze een ingebrekestelling hebben ontvangen na een onbetaalde energiefactuur.

Hoewel we deze verhoging van het inkomensplafond alleen maar kunnen toejuichen, moet er duidelijk wel opnieuw worden nagedacht over de kanalen voor communicatie rond het statuut en voor toekenning ervan aan mensen die acute terugbetalingsmoeilijkheden hebben: als de energieschuld niet het gevolg is van een structureel probleem maar van acute en/of tijdelijke omstandigheden (verlies van een baan of steun, problematische verhuizing, ziekte, wijziging van de gezinssituatie, enz.), dan moeten de gezinnen het statuut eenvoudiger kunnen aanvragen. Die laatste zijn mogelijk niet vertrouwd met de sociale diensten of met Brugel.
De communicatie rond dit statuut moet worden opgeschroefd en idealiter moeten er nieuwe toekenningskanalen worden gecreëerd (ziekenfondsen, Maisons Médicales, sociale diensten, …). Het is namelijk zo dat globaal genomen jaarlijks niet meer dan 2.200 personen[14] genieten van het statuut van BA, wat erg laag is. Op praktisch vlak is het wel zo dat Brugel een nieuw formulier heeft ontworpen voor toekenning van het statuut van BA, dat via de website kan worden aangevraagd. Verder heeft Brugel zijn professionele team dat zich met deze kwestie bezighoudt, versterkt.

d) Gedeeltelijke automatisering van het statuut van BA voor afnemers die als bijzonder kwetsbaar worden beschouwd.

De personen waarop deze gedeeltelijke automatisering betrekking heeft, zijn gezinnen die recht hebben op het federaal sociaal tarief en die een ingebrekestelling hebben ontvangen voor een schuld van meer dan € 150 voor een elektriciteits- of gasfactuur of een schuld van meer dan € 250 voor één enkele factuur voor beide energiebronnen samen.

Deze gezinnen worden 60 dagen na de verzending van de ingebrekestelling automatisch overgedragen aan Sibelga.

Deze gedeeltelijke automatisering is een belangrijke stap in de goede richting. We betreuren evenwel dat er aan deze begunstigden geen lager tarief dan het sociaal tarief wordt aangeboden. Zo zou voor afnemers die al genieten van het federaal sociaal tarief, het statuut van beschermde afnemer moeten resulteren in een nog gunstiger tarief (wat het statuut van beschermde afnemer financieel aantrekkelijker zou maken voor deze laag van de bevolking). Op die manier zouden ze een budget kunnen vrijmaken voor de terugbetaling van hun schuld. We denken bijvoorbeeld aan een sociaal tarief met verlaagde btw (6% zoals de btw op water, dat wordt beschouwd als een basisbehoefte) of zelfs een tarief zonder btw. Aangezien de btw een federale bevoegdheid is, moeten de verschillende politieke niveaus het hier allemaal samen over eens zijn.
Afgezien van de aanpassing die in het vorige punt werd voorgesteld, vragen we ons af of dit statuut werkelijk geschikt is voor gezinnen die in zeer kwetsbare situaties leven. Voor deze gezinnen, die structureel gezien niet over een budget beschikken om een schuld terug te betalen en tegelijkertijd de facturen van de noodleverancier te betalen, is het statuut van beschermde afnemer mogelijk geen adequate maatregel. De enige afdoende maatregelen die we in dit geval zien, zijn een terugbetaling van de schuld door het Fonds Gas en Elektriciteit en een nog betere sociale begeleiding.
Meer in het algemeen stellen we ons vragen bij het marktmodel dat voortvloeit uit innovaties zoals de verhoging van de inkomensplafonds enerzijds, en de gedeeltelijke automatisering van het statuut van BA anderzijds. In dit model wordt de commerciële leverancier al snel ontheven van de schuld en neemt hij geen enkel deel van het risico meer op zich. Zullen de kosten hierdoor niet te hoog worden voor de gemeenschap, die zal moeten instaan voor personen met betalingsmoeilijkheden terwijl de leverancier enkel die gezinnen in zijn portefeuille houdt die hun facturen nog wel kunnen betalen ? Hoewel we uiteraard voorstander zijn van solidariteit tussen gezinnen, kunnen we daarentegen niet akkoord gaan met een systeem dat systematisch het overheidsbudget opsoupeert ten gunste van privébedrijven. We hopen dus dat de impact van deze innovaties correct werd ingeschat en dat het model een evenwicht tussen alle partijen garandeert.

  1. De invoering van de gewaarborgde levering

Met de invoering van een mechanisme voor een “gewaarborgde levering” van energie (gas en elektriciteit), introduceert de wetgever een belangrijke vernieuwing in de ordonnantie van 17 maart 2022. Volgens de memorie van toelichting bij de ordonnantie heeft de “gewaarborgde levering” (GL) tot doel om te reageren op de meest kritieke situaties in gevallen waarin mensen geen toegang tot energie hebben of in gevallen waarin hun toegang tot energie wordt bedreigd omdat ze bij ten minste twee leveranciers schulden hebben. De memorie van toelichting verduidelijkt verder dat de GL in het leven is geroepen als aanvulling op het statuut van beschermde afnemer, en niet tot doel heeft om dit te vervangen.

Meer in het bijzonder stelt de tekst van de ordonnanties “Elektriciteit” en “Gas” het volgende :

Indien een gezin niet beleverd wordt of schulden heeft bij minstens twee leveranciers, kan het OCMW na een maatschappelijk onderzoek de noodleverancier een gewaarborgde levering ten laste van het gezin opleggen gedurende twaalf maanden. De noodleverancier kan de gewaarborgde levering weigeren als het gezin een schuld van minstens 300 euro heeft bij de noodleverancier en er voor deze schuld geen redelijk afbetalingsplan is overeengekomen.

De gewaarborgde levering loopt af na een periode van twaalf maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de gewaarborgde levering door de noodleverancier, tenzij deze vooraf op verzoek van het gezin is beëindigd of het gezin een leveringscontract heeft gesloten voor het betreffende afnamepunt.

Het OCMW kan de gewaarborgde levering na een maatschappelijk onderzoek verlengen voor een nieuwe periode van twaalf maanden.

Na afloop van deze periode van twaalf maanden en bij gebrek aan een leveringscontract voor het betreffende afnamepunt of van een verlenging van het recht op gewaarborgde levering, sluit de distributienetbeheerder het betreffende afnamepunt af. De afsluiting van een gezin op grond van deze paragraaf kan, overeenkomstig paragraaf 6, niet plaatsvinden tijdens de winterperiode.

De noodleverancier stuurt het gezin dat een gewaarborgde levering geniet uiterlijk vier maanden voor het verstrijken van de periode van twaalf maanden een brief om:

het te herinneren aan de vervaldatum van zijn recht op gewaarborgde levering;

het uit te nodigen om een leveringscontract te sluiten dat uiterlijk bij het verstrijken van zijn recht op gewaarborgde levering in werking treedt;

het te herinneren aan de mogelijkheid om zijn recht op gewaarborgde levering te verlengen en het te verzoeken om contact op te nemen met het OCMW van zijn woonplaats indien het een dergelijke verlenging wenst aan te vragen;

het eraan te herinneren dat bij het verstrijken van zijn recht op gewaarborgde levering het afnamepunt in kwestie zal worden afgesloten als er geen leveringscontract is afgesloten of het recht op gewaarborgde levering niet werd verlengd.

Deze kennisgeving gebeurt per aangetekende brief.

Indien het gezin dat een gewaarborgde levering geniet echter schulden ten opzichte van de noodleverancier heeft gevestigd, kan deze zijn schuldvorderingen met alle rechtsmiddelen terugvorderen.”[15]

Kort samengevat wordt de GL geactiveerd in opdracht van het OCMW, verzorgd door Sibelga en gefactureerd aan het sociaal tarief overeenkomstig de volgende modaliteiten:

o   Een duur van 12 maanden die kan worden verlengd.

o   Het OCMW heeft een beslissende rol waarbij het toeziet op de maatschappelijke begeleiding van het betrokken gezin en op de sociale relevantie van de toepassing van de maatregel.

o   Sibelga kan deze levering weigeren (en dus ook de verlenging ervan) wanneer de aanvrager een schuld van € 300 of meer heeft bij Sibelga en er geen afbetalingsplan werd overeengekomen.

Het is dus de taak van het OCMW om bij de leveranciers na te gaan of de afnemer bij ten minste twee van hen schulden heeft[16]. Aan deze voorwaarde is voldaan als het OCMW een van de volgende formele bewijsstukken verzamelt[17]: beoordeling van de leverancier die levert aan het betrokken punt en die de schuld vaststelt: beoordeling van een voormalige leverancier die minder dan 3 jaar oud is; weigering om een aanbod te doen dat minder dan 3 maanden oud is; een ingebrekestelling voor een eindafrekening die minder dan 3 maanden oud is; een brief van een deurwaarder waarin de betaling van de schuld wordt geëist en die minder dan 3 maanden oud is.

Het OCMW zal ook Sibelga contacteren om te zien of de betrokkene daar een schuld heeft, waarna Sibelga het OCMW binnen de 2 werkdagen een antwoord bezorgt. De schulden die hier in aanmerking worden genomen, hebben uitsluitend betrekking op de energielevering door Sibelga (aan beschermde afnemers of winterklanten), voor facturen die minder dan 5 jaar oud zijn. Bovendien kan een dergelijke schuld voor een bedrag van € 300 of meer geen reden zijn om de GL te weigeren, tenzij er sinds ten minste twee maanden voor de aanvraag tot de gewaarborgde levering geen afbetalingsplan is dat wordt nageleefd. Een afbetalingsplan wordt als ‘nageleefd’ beschouwd indien er ten minste twee recente betalingen zijn en maximaal één betaling werd gemist.

Het aanvraagformulier voor de gewaarborgde levering van het OCMW kan hier worden gevonden.

Het idee van een gewaarborgde levering lijkt ons bijzonder relevant gezien de situatie op de Brusselse energiemarkt en het gebrek aan voldoende commerciële leveranciers. We hebben wel enkele vragen en/of suggesties met betrekking tot de toekenning en de uitvoering ervan :
Er moet voor worden gezorgd dat ook mensen die geen verblijfsvergunning hebben hiervan gebruik kunnen maken. Het gaat hier om een zeer kwetsbaar publiek op de energiemarkt dat dus ook moet worden beschermd. Het feit dat de procedure via het OCMW verloopt, creëert het risico dat ze de facto worden uitgesloten van deze maatregel, tenzij expliciet wordt verduidelijk dat ze er ook gebruik van kunnen maken.
In plaats van de toekenning van de GL uitsluitend voor te behouden aan het OCMW, zou de toegang tot de gewaarborgde levering ten minste ook moeten kunnen verlopen via erkende sociale diensten en diensten voor schuldbemiddeling.
Er blijven wel vragen wat betreft de criteria op basis waarvan de medewerkers van het OCMW kunnen beslissen om beroep te doen op het Fonds Gas en Elektriciteit om een schuld bij de commerciële leveranciers aan te zuiveren of om de gewaarborgde levering te activeren. We moeten vermijden dat inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet dezelfde mogelijkheden krijgen omdat ze in een andere gemeente wonen of afhankelijk zijn van een ander OCMW. Afgezien van het feit dat sommige OCMW’s (veel) bereikbaarder zijn dan andere, hangt de behandeling van een dossier ook af van het beleid dat het OCMW voert inzake onbetaalde energiefacturen, wat tot verschillen van de ene gemeente tot de andere kan leiden.
Wanneer een OCMW beslist om de noodleverancier niet te verplichten de GL te voorzien, dan moet die beslissing voor de arbeidsrechtbank kunnen worden aangevochten. Daarom moet elke beslissing van het OCMW met betrekking tot de GL op passende wijze aan de gebruiker worden meegedeeld.

  1. Een verduidelijking bij de plafonnering van de kosten bij een minnelijke invordering van onbetaalde schulden

In de versie van de ordonnanties “Gas” en “Elektriciteit” die van kracht was voor de hervorming van 17 maart 2022, was er een zekere twijfel, of in elk geval een zekere ruimte voor interpretatie, bij de verschillende betrokkenen (waaronder uiteraard de leveranciers, maar ook de rechters) over de vraag of de boeteclausule al dan niet moest worden meegerekend in het plafond van € 55 aan kosten bij een minnelijke invordering.

Deze vraag wordt nu beantwoordt in nieuwe bepalingen die als volgt luiden:

“Voor zover zij contractueel bepaald zijn, kan geen enkel ander bedrag dan de hierna vermelde aan de consument worden gevraagd:

 1°  alle invorderingskosten voor onbetaalde facturen mogen 7,50 euro voor een herinnering en 15 euro voor ingebrekestelling niet overschrijden, met dien verstande dat het totaal van de invorderings- en administratieve kosten de som van 55 euro per leveringscontract niet mag overschrijden.

 Voor de toepassing van dit punt:

  1. a) het maximum van 55 euro is van toepassing tijdens de minnelijke invorderingsprocedure, vanaf het moment dat de eerste aanmaning tot betaling wordt verzonden, en eindigt wanneer de schuld volledig is betaald of wanneer de zaak wordt doorverwezen naar de vrederechter;
  2. b) onder “totale invorderings- en administratiekosten” wordt verstaan: de aanmanings- en ingebrekestellingskosten, de contractuele verwijlinteresten, de boeteclausule of de kosten van een derde die een activiteit van minnelijke invordering van schulden uitoefent;

2° het verschuldigde resterende saldo;[18].

We zijn ten zeerste verheugd dat het plafond van € 55 voortaan ook de eventuele boeteclausule alsook de verwijlinteresten omvat (die vroeger aan het voornoemde plafond konden worden toegevoegd).
We betreuren daarentegen dat de Brusselse ordonnanties niet duidelijk hebben gespecificeerd dat de contractuele interest op het wettelijke tarief moet worden geplafonneerd. Verder zou uit de wettekst kunnen worden begrepen dat er kosten in rekening kunnen worden gebracht wanneer er een derde optreedt in de fase van de minnelijke schikking (incassobedrijf of deurwaarder), terwijl dat niet het geval is[19].

  1. Verbetering van de MOZA-procedure

Het is voortaan verboden voor Sibelga om de energietoevoer af te sluiten wanneer hij zou vaststellen dat de bij de leverancier gekende consument nog steeds op het afnamepunt woont. In dat geval moet Sibelga aan de leverancier vragen om de afsluitingsaanvraag in te trekken en moet hij de situatie aan de regulator melden.

De ordonnanties vermelden de volgende onderzoeksmodaliteiten en de gevolgen ervan:

“Bovendien, als de distributienetbeheerder door een leverancier belast wordt met het afsluiten van een afnamepunt dat niet gedekt is door een contract of niet standaard beleverd wordt, neemt hij de nodige maatregelen om de mogelijke aanwezigheid van een eindafnemer vast te stellen en nodigt hij deze uit zijn contractuele situatie binnen de veertig dagen in orde te brengen. Deze maatregelen bestaan uit een administratief onderzoek, gevolgd door een kort onderzoek ter plaatse als de eindafnemer zijn situatie niet in regel brengt. Bij gebrek aan regularisatie door de eindafnemer binnen deze termijn van veertig dagen of zodra de afwezigheid van een eindafnemer is bevestigd, is de toestemming van de vrederechter voor de afsluiting niet langer vereist (…)

Wanneer de distributienetbeheerder door een leverancier wordt belast met het afsluiten van een afnamepunt dat niet gedekt is door een contract of niet standaard beleverd wordt, en uit het administratief onderzoek of het in het vierde lid bedoelde onderzoek ter plaatse blijkt dat de eindafnemer de laatste bewoner is die gekend is bij de distributienetbeheerder, dan sluit de distributienetbeheerder het afnamepunt niet af en vraagt hij de leverancier om de afsluitingsaanvraag te annuleren (…)”[20]

  1. Enkele bijkomende wijzigingen

We willen nog de aandacht vestigen op de volgende bijkomende wijzigingen:

De ordonnanties bevestigen dat de leveringscontracten worden afgesloten voor een vaste duur van drie jaar of minder. Daaraan wordt toegevoegd dat een gezin het contract voortaan kan beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van maximaal drie weken (terwijl de vorige termijn maximaal 2 maanden was)[21];

De ordonnanties “Gas” en “Elektriciteit” stipuleren het recht om binnen de 24 uur van elektriciteitsleverancier te veranderen[22], omdat ze klanten willen stimuleren “actief” te zijn en ze de eindklant meer autonomie willen geven;

De bepaling met betrekking tot de mogelijkheid om een foto van de meter te bezorgen in geval van een tegenstrijdige meterstand wordt uitgebreid tot de voormalige bewoner (vertrekkende bewoner)[23];

De procedures voor het van op afstand openen en sluiten van slimme meters worden omkaderd en er zijn specifieke bepalingen van toepassing wanneer de afsluiting niet volgt op een aanvraag van de gebruiker van het net[24];

Er wordt aandacht besteed aan de transparantie en de leesbaarheid van de facturen;

De ordonnanties verduidelijken het schorsende karakter van de aanhangingmaking van de Geschillendienst van Brugel, wanneer de dienst de behandeling van de klacht voortzet, alsook de beschikbare rechtsmiddelen tegen de beslissingen van de Geschillendienst, waarbij expliciet de bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel wordt vermeld. De ordonnanties voorzien bovendien in de mogelijkheid om een klacht voor herziening in te dienen tegen de beslissingen van de Geschillendienst[25].

Conclusie

De hervorming van de ordonnanties kan op heel wat punten zeker worden toegejuicht. We willen echter de aandacht vestigen op het volgende fundamentele punt: deze juridische maatregelen blijven van curatieve aard maar stellen niet het huidige energiebeheersysteem in Brussel ter discussie. En zoals we elke dag op het terrein kunnen vaststellen, leidt dit systeem tot ongelijkheden op het vlak van toegang tot energie.

Zonder een meer globale (en ambitieuze) politieke reflectie over de manier waarop we energie willen beheren, verdelen en commercialiseren, zullen de meeste maatregelen niet voldoende zijn om ervoor te zorgen dat iedereen deze basisbehoefte kan consumeren naar gelang zijn behoeften en niet naargelang zijn beschikbare middelen. We moeten vooral dringend gaan na denken over de oprichting van een “sociaal bewuste openbare leverancier”.

[1] Zie Ordonnantie van 17 maart 2022 ” tot wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen met het oog op de omzetting van richtlijn 2018/2001 en richtlijn 2019/944”, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 20 april 2022 en in werking getreden op 30 april 2022 (de regel is namelijk dat een tekst 10 dagen na publicatie in werking treedt), https://www.ejustice.just.fgov.be/eli/ordonnance/2022/03/17/2022020646/moniteurfin. De ordonnantie van 17 maart 2022 wijzigt met andere woorden de eerdere ordonnanties, namelijk die van 2001 voor elektriciteit en die van 2004 voor gas. Het is dan ook raadzaam om binnenkort de “geconsolideerde” versie te raadplegen van de ordonnanties “Gas” (www.ejustice.just.fgov.be/eli/ordonnance/2004/04/01/2004031172/justel) en “Elektriciteit” (www.ejustice.just.fgov.be/eli/ordonnance/2001/07/19/2001031386/justel), dat wil zeggen de versie van deze ordonnanties waarin de wijzigingen die werden aangebracht door de verordening van 17 maart zijn opgenomen. Deze geconsolideerde versie is op 27 mei 2022 echter nog niet beschikbaar. Wanneer u op de bovenstaande links klikt, zal u merken dat die enkel de wijzigingen aan de ordonnanties bevatten die tot 2020 werden doorgevoerd.

[2] De Brusselse ordonnantie van 17 maart 2022 voorziet in de omzetting van richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 “betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van richtlijn 2012/27/EU”, een richtlijn die in principe voor 31 december 2020 in Belgisch recht had moeten worden omgezet. Ter herinnering: artikel 28 van deze richtlijn (EU) 2019/944 bepaalt het volgende: “De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare afnemers. In dit verband definieert elke lidstaat het begrip kwetsbare afnemers, dat kan verwijzen naar energiearmoede en onder meer naar het verbod op afsluiting van de elektriciteitstoevoer van dergelijke afnemers in moeilijke tijden. Het concept “kwetsbare afnemers” kan bestaan uit inkomensniveaus, het percentage dat energie-uitgaven vormen van het besteedbare inkomen, de energie-efficiëntie van huizen, kritieke afhankelijkheid van elektrische apparatuur om gezondheidsredenen, vanwege leeftijd of andere criteria.” De Brusselse ordonnantie van 17 maart 2022 voorziet ook in een gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2018/2001 (EU) van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.  Dit met name met het oog op de klimaatdoelstellingen die tegen 2030 moeten worden gehaald.

[3] Het nieuwe artikel 2, 21°ter van de ordonnantie “Elektriciteit” (van 19 juli 2001) definieert de slimme meter als een “elektronische meter die in staat is om de in het net geïnjecteerde elektriciteit of de elektriciteit die van het net wordt afgenomen te meten en daarbij meer informatie verstrekt dan een klassieke meter, en die in staat is om gegevens te verzenden en te ontvangen door gebruik van een elektronische communicatievorm”. Het nieuwe artikel 2, 74° van de ordonnantie “Elektriciteit” omschrijft het leveringscontract op basis van een “dynamische prijs” als een “een contract voor de levering van elektriciteit gesloten tussen een leverancier en een eindafnemer waarin de prijsvariatie op de spotmarkten, waaronder de dayahead- en intraday-markten, wordt weerspiegeld in intervallen die ten minste overeenkomen met de marktvereffeningsperiode”. Zie eveneens het nieuwe artikel 25ter, §1 van de ordonnantie “Elektriciteit”: “De leverancier maakt aan elke eindafnemer met een slimme meter die hierom verzoekt binnen tien werkdagen een redelijk en niet-discriminerend voorstel van leveringscontract op basis van een dynamische elektriciteitsprijs over. Naast de informatie vermeld in het eerste lid, delen de leveranciers in het voorstel van leveringscontract op basis van een dynamische elektriciteitsprijs de mogelijkheden, kosten, risico’s en verplichtingen mee die verbonden zijn aan een leveringscontract op basis van een dynamische elektriciteitsprijs, met inbegrip van de noodzaak een slimme meter te hebben. Leveranciers die minder dan 200.000 eindafnemers op nationaal niveau hebben, zijn vrijgesteld van de verplichting vermeld in het vorige lid.”

[4] Om een rechtvaardige en solidaire energietransitie in het Brussels Gewest te versnellen, zijn de belangrijkste pijlers die door de ordonnantie worden vooropgesteld erop gericht om energiegemeenschappen op te richten om het lokale delen van hernieuwbare energie te ondersteunen. Het nieuwe artikel 2, 57° van de ordonnantie “Elektriciteit” (van 19 juli 2001) bepaalt dat de energiegemeenschap een energiegemeenschap van burgers, een hernieuwbare-energiegemeenschap of een lokale energiegemeenschap kan zijn. De nieuwe artikelen 2, 58°, 59° en 60° definiëren elk een van deze gemeenschappen. Meer informatie over “delen van energie en energiegemeenschappen” vindt u met name in de documenten van het seminarie van 9 mei 2022: https://leefmilieu.brussels/themas/gebouwen-en-energie/seminaries-en-opleidingen/seminaries-colloquia-sitebezoeken/documenten-notas-en-presentaties/seminarieverslagen-duurzaam-bouwen-2022-professionnelen.

[5] Zie nieuw artikel 25quater, alinea 1 van de ordonnantie “Elektriciteit” en de opheffing van artikel 25quinquies van dezelfde ordonnantie (afschaffing van de mogelijkheid voor een gezin om de plaatsing van een vermogensbegrenzer aan te vragen); zie ook artikel 160 van de ordonnantie van 17 maart 2022: “Vermogensbegrenzers die overeenkomstig hoofdstuk IVbis van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de inwerkingtreding van deze ordonnantie werden geplaatst, worden door de distributienetbeheerder afgesloten binnen de drie jaar na de inwerkingtreding van deze ordonnantie. De werkelijke kosten van de opheffing van de vermogensbegrenzers worden gedragen door de begroting van de openbaredienstverplichtingen en -taken van de distributienetbeheerder. De distributienetbeheerder deelt Brugel jaarlijks het aantal vermogensbegrenzers mee dat hij heeft afgesloten.”

[6] Datum waarop de ordonnantie van 17 maart 2022 van kracht is geworden en vermogensbegrenzers dus verboden zijn geworden.

[7] Zie nieuw artikel 25sexies § 1 van de ordonnantie “Elektriciteit”.

[8] Zie nieuw artikel 25sexies § 3 van de ordonnantie “Elektriciteit”.

[9] Voor meer informatie over het statuut van BA, zie : https://www.socialenergie.be/nl/sociale-maatregelen/specifieke-sociale-maatregelen-voor-aardgas-en-elektriciteit/het-statuut-van-beschermde-klant/. Kort samengevat betekent het statuut van beschermde afnemer dat de betrokkene zijn energie van de distributienetbeheerder (Sibelga) ontvangt aan het sociaal tarief, zolang hij zijn schuld aan de commerciële leverancier afbetaalt. Het is dus bedoeld om te voorkomen dat de gebruiker nog meer schulden opbouwt en dat hij wordt beschermd tegen afsluiting van zijn energietoevoer tijdens de periode waarin hij zijn schuld aanzuivert.

[10] Zie nieuw artikel 25septies § 6 van de ordonnantie “Elektriciteit”.

[11] Ter herinnering: het statuut van BA kan ook worden toegekend door het OCMW van de woonplaats van de aanvrager of door Sibelga, onder voorwaarden die in de ordonnanties zijn vastgelegd. Zie met name art. 25septies van de ordonnantie “Elektriciteit”

[12] Zie nieuw artikel 25septies § 3 van de ordonnantie “Elektriciteit”.

[13] Voor meer informatie over deze premies, zie https://www.socialenergie.be/transition-energetique-des-logements-en-region-bruxelloise-des-nouvelles-primes-renolution-pour-renover-et-isoler-les-batiments/

[14] Gegevens van maart 2022, identiek aan die van mei 2019.

[15] Zie nieuw artikel 25octies § 9 van de ordonnantie “Elektriciteit”.

[16] In recente reflecties tussen Brugel en Sibelga wordt gesteld dat de schuld bij de “leverancier”, i.e. het verschuldigde bedrag (hoofdsom + kosten), actief moet zijn, d.w.z. niet doorverkocht, verlopen of oninbaar.

[17] Deze lijst is het resultaat van reflectiewerk tussen Brugel en Sibelga.

[18] Zie nieuw artikel 25sexies § 2, al. 2 van de ordonnantie “Elektriciteit”.

[19] Overeenkomstig artikel 5 van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument.

[20] Zie nieuw artikel 25sexies ,§ 4, al. 4 van de ordonnantie “Elektriciteit”.

[21] Zie nieuw artikel 25quater, alinea 5, van de ordonnantie “Elektriciteit”

[22] Zie nieuw artikel 25duodecies, alinea 1, van de ordonnantie “Elektriciteit

[23] Zie nieuw artikel 25decies, alinea 2, van de ordonnantie “Elektriciteit”

[24] Zie met name nieuw artikel 26decies van de ordonnantie “Elektriciteit”

[25] Zie nieuw artikel 30novies van de ordonnantie “Elektriciteit”