< Terugkeer

Nieuwe Barometers Energie- en Waterarmoede !

Geplaatst op: 27/09/2022 - Bijgewerkt: 20/10/2022

In juni 2022[1] verscheen de 8e editie van de Barometers Energie- en Waterarmoede, waarin verslag wordt uitgebracht over de situatie in 2020 in de verschillende Gewesten en waarin de belangrijkste trends worden geanalyseerd. Wij nemen hier uiteraard de situatie in het Brussels Gewest onder de loep.

De auteurs van de Barometers wijzen er vooraf op dat deze editie betrekking heeft op een zeer bewogen jaar, waarin we af te rekenen kregen met de gezondheidscrisis en de lockdowns. Door de wereldwijde economische recessie zijn de prijzen voor elektriciteit, gas en stookolie in de eerste helft van 2020 gedaald. De prijzen van de belangrijkste energiedragers zijn in de tweede helft van het jaar weliswaar weer wat gestegen, maar zonder in de hoogte te schieten zoals de voorbije maanden in 2022.

De cijfers die in de Barometers worden gegeven, moeten dan ook in het licht van deze essentiële beschouwingen worden bekeken. Er bestaat namelijk geen twijfel over dat de exponentiële stijgingen van de energieprijzen sinds de tweede helft van 2021 een weerslag gaan hebben op de toekomstige cijfers voor energiearmoede voor de jaren 2021-2022.

Energiearmoede

Definitie van energiearmoede

De barometer geeft de volgende definitie van het begrip energiearmoede: “Energiearmoede verwijst naar een situatie waarin een persoon of huishouden te kampen heeft met bijzondere moeilijkheden in zijn of haar huisvesting om te voorzien in zijn basisbehoefte aan energie.” (Huybrechs et al., 2011)[2]. Verder wordt erop gewezen dat daarvoor heel wat redenen kunnen worden aangehaald: lage inkomens, energie- en waterprijzen, de kwaliteit van het gebouw en het gedrag van de verbruikers.

Het Steunpunt SocialEnergie wijst systematisch ook nog op andere, bijkomende maar net zo fundamentele oorzaken van energiearmoede: het niet gebruiken van bestaande sociale beschermingsmaatregelen, de administratieve complexiteit van de markt en de ondoorzichtigheid van bepaalde praktijken van leveranciers…

Enkele verhelderende cijfers (voor 2020)

Energiefactuur

Volgens de BE-SILC-enquête bedroeg de mediane energiefactuur van de huishoudens in 2020 € 129/maand, dat is ongeveer € 10 minder dan in 2019.

De energieprijzen

In 2020 was er een sterke daling van de prijzen voor elektriciteit, aardgas en stookolie als gevolg van de eerste coronagolf en de economische recessie door de strenge lockdown in de lente. In de barometers vind je ook de grafieken (p. 9).

De auteurs verduidelijken dat in België gemiddeld 70% tot 80% van het huishoudelijke energieverbruik wordt besteed aan verwarming en warm sanitair water (de rest omvat elektriciteitsverbruik van andere apparatuur). De belangrijkste energiebronnen daarvoor in België, zijn aardgas en stookolie. Volgens de SILC-enquête verwarmt 62,4% van de huishoudens in België zich hoofdzakelijk met aardgas (stijgend), 22,5% met stookolie (dalend), 7,2% met elektriciteit (exclusief warmtepompen) en 5,1% met hout of pellets. Steenkool is nog steeds de belangrijkste verwarmingsbron voor 0,4% van de huishoudens.

Beschikbaar inkomen

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest laat de laagste beschikbare inkomensniveaus optekenen, in vergelijking met de andere Gewesten.

Huisvestingskosten

De huisvestingskosten zijn het hoogst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in vergelijking met de andere Gewesten.

De energiearmoede in België en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest meten: de drie categorieën van indicatoren die in aanmerking moeten worden genomen om rekening te houden met de multidimensionale aard van het fenomeen

In België verkeert meer dan één huishouden op vijf (21,5%) in 2020 in energiearmoede[3]:

  • 15,3% van de huishoudens bevond zich in een situatie van gemeten energiearmoede. Dit zijn de huishoudens van wie de energiefactuur te hoog is in verhouding tot het beschikbare inkomen (na aftrek van de huisvestingskosten), en dit ondanks het feit dat de energieprijzen in de 1e helft van 2020 sterk zijn gedaald. Zij gaven gemiddeld € 58 per maand meer uit aan hun energiefactuur dan alle huishoudens in België.
  • 4,4% van de gezinnen bevond zich in een situatie van verborgen energiearmoede, wat betekent dat ze te sterk bezuinigden op hun energieverbruik (in vergelijking met gezinnen in een soortgelijke situatie). Gemiddeld gaven zij € 75,7 per maand minder uit aan hun energiefactuur dan de andere huishoudens in België.
  • 3,8% van de huishoudens bevond zich in een situatie van subjectieve energiearmoede. Dit zijn de huishoudens die vrezen dat ze omwille van financiële redenen hun woning niet behoorlijk zullen kunnen verwarmen.

De situatie van de huishoudens verschilt naargelang het Gewest

26,5% van de huishoudens in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft te kampen met energiearmoede: 14,3% met gemeten energiearmoede; 11,4% met verborgen energiearmoede en 6,2% met subjectieve energiearmoede.

De beschikbare inkomensniveaus liggen lager dan in de andere Gewesten, met een groter aandeel eenoudergezinnen en huurders. De kleine omvang van de woningen en het feit dat er hoofdzakelijk gesloten bebouwing is, compenseren enigszins het lage inkomen en de hoge huisvestingskosten in het Brussels Gewest.

Wie wordt getroffen door energiearmoede ?

De barometer toont aan dat energiearmoede niet noodzakelijk verbonden is met een risico op armoede. Ongeveer 41% van de personen bij wie werd vastgesteld dat ze te kampen hebben met energiearmoede, heeft immers geen “armoederisico”.  Toch blijkt uit het onderzoek dat de gezinnen met de laagste inkomens het meest getroffen worden door energiearmoede, hoewel ook gezinnen met een gemiddeld inkomen niet gespaard blijven.

Alleenstaanden en eenoudergezinnen blijken bijzonder kwetsbaar te zijn voor energiearmoede, waarbij vrouwen in deze groepen oververtegenwoordigd zijn (pp. 35 tot 37 van het rapport). Ook voor ouderen moeten we bijzondere aandacht hebben: 27,5 % van de 65-plussers verkeert in energiearmoede en vrouwen zijn ook in deze leeftijdscategorie oververtegenwoordigd.

Huurders, en in het bijzonder huurders van sociale woningen[4], worden zwaarder getroffen door energiearmoede dan eigenaars.

Bovendien zijn huishoudens die in appartementen wonen aanzienlijk kwetsbaarder voor energiearmoede dan huishoudens die in een huis wonen.

Tot slot, en dat spreekt voor zich, worden huishoudens die in verwaarloosde woningen wonen (aanwezigheid van lekkende daken, vochtige muren of vloeren, verrot houtwerk, ontbreken van een douche of bad, geen toilet in de woning zelf, of onvoldoende licht) meer getroffen door energiearmoede. 29,1 % van de huishoudens in energiearmoede leefde in 2020 in een woning van slechte kwaliteit (p. 44).

Energiearmoede en gezondheidstoestand

De barometer bevestigt dat er een duidelijk verband is tussen een slechte gezondheid en energiearmoede. Bij deze bevindingen moet uiteraard rekening worden gehouden met de oververtegenwoordiging van ouderen (65 jaar en ouder) bij de bevolking die in energiearmoede leeft.

In 2020 verklaarden leden van huishoudens in energiearmoede met name dat ze :

  • aanzienlijk vaker in slechte of zeer slechte gezondheid verkeren (17,9%) dan personen die behoren tot een huishouden dat niet in energiearmoede verkeert (5,8 %);
  • vaker lijden aan chronische ziekten of gezondheidsproblemen (40,1%) dan personen die tot een gezin behoren dat niet in energiearmoede verkeert (21,8 %).

Waterarmoede

Definitie van waterarmoede

Volgens de auteurs van de Barometer is waterarmoede een situatie waarbij iemand geen toegang heeft tot voldoende water of tot kwaliteitsvol water dat voldoet aan zijn of haar basisnoden: voeding, lichamelijke hygiëne en huisvesting.  Dit omvat onder meer het risico om afgesloten te worden van drinkwater, hoewel een dergelijke afsluiting in het Brussels Gewest sinds 1 januari 2022 verboden is.

Volgens het rapport is waterarmoede in België hoofdzakelijk het resultaat van een te laag inkomen, een te hoge waterfactuur en een woning van slechte kwaliteit (Koning Boudewijnstichting, ZOOM Waterarmoede in België 2019).

Maar opnieuw wijst het Steunpunt SocialEnergie systematisch ook nog op andere, bijkomende maar net zo fundamentele oorzaken van waterarmoede: het niet gebruiken van bestaande sociale beschermingsmaatregelen, administratieve complexiteit…

Enkele verhelderende cijfers (voor 2020): gemiddeld waterverbruik

Het gemiddelde drinkwaterverbruik van gezinnen, dat in België bijzonder laag is in vergelijking met andere landen, is in de afgelopen decennia geleidelijk gedaald: het nationale gemiddelde van ongeveer 121 liter verbruik per dag en per persoon in het midden van de jaren ‘90, is vandaag gezakt naar 96 liter per dag en per persoon. Deze tendens is merkbaar bij alle types huishoudens en in de drie gewesten. De lockdown heeft deze trend van de afgelopen jaren weliswaar doorbroken, waardoor er voor het eerst sinds 2002 een toename van het huishoudelijk drinkwaterverbruik was: tussen 2019 en 2020 is het gemiddelde verbruik gestegen met 3 liter per persoon en per dag.

Het gemiddelde verbruik is vrij vergelijkbaar tussen de drie gewesten van het land en bedraagt ongeveer 34m³/jaar voor een alleenstaande en tussen 120 en 140 m³/jaar voor een huishouden van 5 personen.

Anderzijds is er wel een grote variatie in het huishoudelijk verbruik tussen de gemeenten, wat te verklaren is door het al dan niet aanwezig zijn van putten of systemen om regenwater op te vangen Het aandeel putwater of regenwater in het totale verbruik neemt toe met de grootte van het huishouden, en is lager bij kwetsbare huishoudens.

Waterarmoede in België en het Brussels Gewest meten

Naar analogie met de indicator voor gemeten energiearmoede, werd er een indicator voor waterarmoede ontwikkeld. Het gewicht van de huishoudelijke waterfactuur op het beschikbare inkomen, na aftrek van de huisvestingskosten, werd vergeleken met een aanvaardbaar bevonden drempel[5].

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn de cijfers voor waterarmoede het hoogst: 21% van de huishoudens wordt erdoor getroffen (vergeleken met 15% van de Belgische huishoudens). In de stad hebben mensen minder toegang tot regenwaterputten of lokale putten. 27% van de eenoudergezinnen en 23% van de alleenstaanden worden getroffen door waterarmoede. Huurders zijn kwetsbaarder voor waterarmoeden[6], net zoals ouderen.

 

 

[1] De Barometers, die in juni 2022 zijn verschenen, kunnen worden geraadpleegd en gedownload via de volgende link: S. Meyer en J. Coene, Barometers Energie- en Waterarmoede, 8e editie, https://www.kbs-frb.be/nl/barometers-energie-en-waterarmoede-data-2020, 2022, 77 pagina’s. Wie de vorige barometers wil raadplegen, kan hier terecht: https://www.socialenergie.be/nl/barometer-energiearmoede-2016/ en
https://www.socialenergie.be/nl/barometer-energiearmoede-2009-2017/

[2] Huybrechs et al., 2011. Energiearmoede in België. UA-OASeS/ULB-CEESE. 195p. + bijlagen.

http://dev.ulb.ac.be/ceese/CEESE/documents/Energiearmoede%20finaal%20rapport%20FR%20tweede%20editie.pdf

[3] In de drie gewesten is het aandeel van de leveringspunten met het statuut van beschermde klant licht gestegen, zowel voor elektriciteit als voor aardgas.  Ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is er een stijgende tendens in vergelijking met 2019, vooral voor de elektriciteitsfactuur.

[4] Deze kwetsbaarheid kan worden verklaard door een lager beschikbaar inkomen en door een energiefactuur die aanzienlijk zwaarder weegt op het budget, ondanks lagere huisvestingskosten en de toepassing van het sociaal tarief voor gemeenschappelijke gas- en elektriciteitsmeters.

[5] De drempel wordt berekend op de gehele bevolking en komt overeen met tweemaal de mediane verhouding tussen waterfacturen en het beschikbare inkomen min de huisvestingskosten. In 2020 bedroeg deze drempel 2,1% (2,13% in 2019). Elk gezin met een waterfactuur die meer bedroeg dan 2,1% van het besteedbaar inkomen na aftrek van de huisvestingskosten, en dat tot de eerste vijf decielen van de equivalente inkomensverdeling behoorde, werd geacht in waterarmoede te verkeren.

[6] 28,7% van de huishoudens die hun woning huren hebben te kampen met waterarmoede, tegenover slechts 8,0% van de gezinnen die eigenaar zijn; 64,4% van de huishoudens in waterarmoede zijn huurders.