< Terugkeer

Afbetalingsplannen: de aanbevelingen van het Steunpunt

Geplaatst op: 20/06/2020 - Bijgewerkt: 11/08/2020

Het Steunpunt brengt een nota voor parlementsleden en de Brusselse energieregulator BRUGEL uit waarin de ijkpunten voor een afbetalingsplan worden vastgelegd. In deze nota gaan we in op de verschillende aspecten van de huidige wetgeving, we bespreken ideeën die kunnen helpen om een zo pertinent mogelijke regelgeving voor deze kwestie uit te werken en we doen aanbevelingen. De centrale vraag is de volgende: Hoe kan een kwetsbare consument die schulden heeft een afbetalingsplan naleven dat eenzijdig werd opgelegd door een leverancier die geen rekening houdt met de financiële, sociale en gezinssituatie van de betrokkene?

De nota: “Energieschuld en redelijk afbetalingsplan” 

We delen hier onze definitieve aanbevelingen alsook de inleiding van de nota. We raden u aan om het document in z’n geheel te bekijken om een precies idee te krijgen van de problematiek en om te begrijpen welke verschillende elementen we in aanmerking hebben genomen om tot deze aanbevelingen te komen.

Aanbevelingen van het Steunpunt

  • Volgens ons is het leefloon, vermeerderd met de kinderbijslag een “absolute ondergrens”, een “inkomen waaraan niet kan worden geraakt” bij de aanzuivering van een schuld bij een leverancier. Het vormt een terecht en relevant ijkpunt om te vermijden dat de menselijke waardigheid van de schuldenaar in het gedrang wordt gebracht.
  • Wat betreft de procedure die wordt gevolgd om een redelijk afbetalingsplan op te stellen, vragen we dat leveranciers geen voorrecht hebben op het afbetalingsplan, maar dat het in eerste instantie kan worden voorgesteld door de consument.
  • We wijzen op het fundamentele onevenwicht in de krachtverhouding tussen de leverancier en de consument bij de opstelling van een afbetalingsplan, en vragen dat derde partijen (OCMW, private sociale diensten, Ombudsdienst, Geschillendienst van BRUGEL) een belangrijkere rol krijgen in het proces.
  • We willen dat de wetgever de mogelijkheid voorziet dat de energieschulden gedeeltelijk of volledig worden kwijtgescholden wanneer dat “de enige sociaal aanvaardbare mogelijkheid” is.
  • We vragen dat het opstellen van een afbetalingsplan geen aanleiding mag geven tot bijkomende kosten.

Tot slot is ook toegang tot water een grondrecht en we vragen de wetgever dan ook om een vergelijkbare bescherming inzake afbetalingsplannen te voorzien in de Brusselse Ordonnanties met betrekking tot water1 en om de maatregelen die zijn vastgelegd in de resolutie van 30 april 20192 een concrete invulling te geven. Hoewel de modaliteiten die door Vivaqua zijn voorzien een stap vooruit betekenen, bieden ze geen antwoord op alle problematische situaties3.

Indiening van de nota

Sinds augustus 2011 moeten elektriciteits- en aardgasleveranciers een redelijk afbetalingsplan voorstellen aan gezinnen die hun rekeningen niet betalen ondanks een herinnering en ingebrekestelling. In 2018 heeft de wetgever de volgende verduidelijkingen aangebracht: “Het redelijk karakter van het afbetalingsplan, met name de duur en het bedrag van de gespreide betalingen, wordt beoordeeld in functie van het evenwicht dat het tot stand doet komen tussen het belang van de leverancier om zijn schuld terugbetaald te krijgen binnen een redelijke termijn en het belang van de afnemer om zijn schuld te vereffenen binnen een termijn die aangepast is aan zijn financiële situatie. Een afbetalingsplan is niet redelijk als het de afnemer en zijn gezin niet in de mogelijkheid stelt een menswaardig bestaan te leiden. Brugel bepaalt de minimuminformatie die elk afbetalingsplan moet vermelden.5.

Bovendien voorzien de Brusselse Ordonnanties “Elektriciteit” en “Gas” dat de schuldenaar (opnieuw) over zijn afbetalingsplan kan gaan onderhandelen wanneer hij het statuut van beschermde afnemer krijgt.

Het begrip “redelijk afbetalingsplan” – d.w.z. aanvaardbaar voor de schuldeiser wat betreft de terugbetalingstermijn en draaglijk voor de schuldenaar met het oog op diens lasten en middelen – werd echter niet specifieker gedefinieerd door de wetgever, afgezien van het – a priori “abstracte” – concept van de menselijke waardigheid.

In de realiteit stellen we dan ook vast dat het voor de consument heel moeilijk is om een redelijk afbetalingsplan te bekomen omdat de machtsverhoudingen zo ongelijk zijn. Inderdaad: na de initiële ingebrekestelling ligt de beslissing over het redelijke karakter van het afbetalingsplan uitsluitend bij de leverancier. Behalve het bedrag van de schuld, beschikt die echter over geen enkele nuttige informatie aangaande de persoonlijke situatie van de schuldenaar op basis waarvan een voorstel kan worden gedaan dat redelijk is voor beide partijen. En dat leidt tot een willekeurige en ongelijke behandeling van klanten.

Het lijkt ons dan ook noodzakelijk dat er duidelijke krijtlijnen worden vastgelegd aan de hand waarvan het redelijke karakter van het afbetalingsplan kan worden geëvalueerd.

De centrale vraag is de volgende: Hoe kan een kwetsbare consument die schulden heeft een afbetalingsplan naleven dat eenzijdig werd opgelegd door een leverancier die geen rekening houdt met de financiële, sociale en gezinssituatie van de betrokkene?

In de huidige context vrezen we dat de kwetsbaarheid van deze consumenten nog groter wordt en dat hun waardigheid niet wordt gerespecteerd. In feit zijn armoede en kwetsbaarheid in de eerste plaats zelfs geen kwestie van geld (onvoldoende inkomsten en middelen om op een duurzame manier in behoeften te voorzien), maar wel van een onmogelijkheid om rechten te laten gelden, het onvermogen om die rechten uit te oefenen7. Jean Labbens stelt dat iemand arm is wanneer die er “niet of slecht in slaagt om rechten te laten gelden (…), wat echt een vorm van macht over anderen is”8.

Om redelijk te zijn, moet een afbetalingsplan van rechtswege de menselijke waardigheid van de schuldenaar respecteren; als we dit doel echt willen bereiken, moet het recht in de toekomst specifieker worden zodat het gerichter kan worden toegepast en zodat de schuldenaars het beter “kunnen laten gelden”.

Daarom bespreken we in deze nota eerst enkele ijkpunten die nuttig zijn om het redelijke karakter van een afbetalingsplan te beoordelen, waarbij we trachten het concept menselijke waardigheid (I) te kaderen. Vervolgens gaan we in op de strategieën en uitdagingen bij de onderhandelingen van een afbetalingsplan (II). Daarbij vestigen we de aandacht op de onontbeerlijke rol van derde partijen om de relatie tussen de consument en de leverancier in evenwicht te brengen (III).

[1] https://www.socialenergie.be/nl/naar-een-recht-op-toegang-tot-water-voor-iedereen-concrete-wetgevende-maatregelen-op-het-niveau-van-het-brussels-gewest/
[2] http://weblex.brussels/data/crb/doc/2018-19/137815/images.pdf
[3] https://www.socialenergie.be/nl/afbetalingsplannen-vivaqua-nieuwe-modaliteiten/
[4] Artikel 25 sexies, §1 van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; artikel 20 quater, §1 van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In het vervolg van deze tekst worden deze ordonnanties de “ordonnantie elektriciteit” en de “ordonnantie gas” genoemd.
[5] Begin 2020 is BRUGEL raadplegingen over deze kwestie gestart. De resultaten daarvan zijn nog niet gekend.
[6] Artikel 25 septies, §4 van de “ordonnantie elektriciteit”; artikel 20quinquies, §4 van de “ordonnantie aardgas”.
[7] F. De Boe en H. Van Hootegem, “Inleiding”, in Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, Armoede en ineffectiviteit van rechtenBrussel, het Handvest, 2017, p. 1.
[8] J. Labbens, Sociologie de la pauvreté, Paris, Gallimard (Coll. Idées, n°393), 1978, pp. 93-94