< Terugkeer

Beslissing aangaande laattijdige facturering (slotfactuur)

Geplaatst op: 24/04/2018 - Bijgewerkt: 27/11/2018

Vredegerecht, Elsene, 31 januari 2018 (de volledige tekst van het vonnis)

Dit vonnis, dat werd uitgesproken in een dossier waarin InforGazElek als partij optrad, heeft betrekking op de laattijdige facturering door de leverancier, na beëindiging van een contract.

Mevr. O. had van januari 2013 tot 8 februari 2013 een leveringscontract met Electrabel. Op 8 februari 2013 nam Electrabel akte van het feit dat mevrouw O. van leverancier wou veranderen en liet haar weten dat haar kort daarna een slotfactuur zou worden toegezonden op basis van haar meterstanden.

Mevr. O. ontving de slotfactuur op 10 maart 2015, dus meer dan twee jaar nadat haar contract was beëindigd. Electrabel schreef deze laattijdige facturatie toe aan een informaticaprobleem (waarvoor de leverancier geen bewijs levert).

Mevr. O. betwistte de betrokken factuur en Electrabel stemde ermee in om de factuur met 10% te verlagen als commercieel gebaar en om Mevr. O. de mogelijkheid te bieden om in 12 termijnen te betalen.

Ook de Ombudsdienst voor Energie werd geraadpleegd in dit dossier en stelde in een aanbeveling dat Electrabel de factuur moest annuleren.

Electrabel heeft Mevr. O voor de Vrederechter gedaagd.

Mevrouw O. voerde aan dat de schuld was verjaard (verjaring na één jaar) maar, door toevoeging van een paragraaf aan artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, was de rechtbank van oordeel dat hier een verjaringstermijn van 5 jaar van toepassing was en dat de schuld daarom niet was verjaard.

Vervolgens beriep Mevr. O. zich op het feit dat de slotfactuur binnen de 6 weken na de overstap naar een andere leverancier moet worden opgesteld, met name volgens artikel 25 quattuordecies van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Aangezien de leverancier deze termijn ruimschoots heeft overschreden, was Mevr. O. van mening dat hij de betaling van de factuur niet langer kon eisen.

De rechtbank stelt dat artikel 25 quattuordecies van de ordonnantie duidelijk is: de leveranciers zijn verplicht om binnen de 6 weken na de overstap naar een andere leverancier een slotfactuur aan hun klanten te bezorgen (een door de wet vastgelegde termijn, dus bindend).

De rechtbank wees er verder op dat ook het Akkoord “De consument in de vrijgemaakte elektriciteits- en gasmarkt” diezelfde termijn voorziet.

Electrabel voerde aan dat er geen sanctie staat op het overschrijden van deze termijn en dat het een “termijn van orde” is, en dat Mevr. O. bovendien wist dat er een factuur zou volgen en dat ze dus zelf navraag had kunnen doen.

De rechtbank benadrukt ten stelligste dat de rollen niet mogen worden omgedraaid en dat er geen sprake is van een dergelijke verplichting voor de klant. Het feit dat zij Electrabel er niet aan heeft herinnerd, mag dus niet worden beschouwd als een gebrek aan goede trouw bij Mevr. O.

Bovendien wijst de rechtbank op het feit dat de Ombudsdienst voor Energie in zijn advies verwijst naar artikel 145 van het Technisch Reglement dat het recht van de consument om een rechtzetting van de gegevens van een meteropname en facturering te vragen, beperkt tot 2 jaar.

De rechtbank is van oordeel dat het feit dat een leverancier niet factureert binnen de zes weken na beëindiging van het contract en factureert op een moment waarop de consument de factuur niet langer kan betwisten, een oneerlijke handelspraktijk vormt.

Daarom oordeelt de rechtbank dat de eis van Electrabel niet gegrond is en wijst ze de eis van de leverancier af. Bovendien wordt Electrabel veroordeeld tot betaling van de kosten en de rechtsplegingsvergoeding.