< Terugkeer

Verslag van de federale ombudsman over de invordering van schulden door de FOD Financiën: nuttige lessen!

Geplaatst op: 14/05/2019 - Bijgewerkt: 19/06/2019

Een recent verslag van de federale ombudsman over de invorderingsmethodes van de FOD Financiën¹ wijst op de nefaste en contraproductieve effecten van een te strikt invorderingsbeleid ten aanzien van belastingschulden.

De aanbevelingen in dit verslag zijn perfect overdraagbaar naar water- en energieschulden en kunnen een leidraad bieden voor waterleveranciers/-distributeurs die schulden willen invorderen.

Aanbevelingen

Zo beveelt de federale ombudsman onder andere aan om:

“- op een objectieve manier het werkelijke beschikbare budget van de belastingbetaler op te nemen in de berekening van zijn maandelijkse terugbetalingscapaciteit;

– duidelijk te stellen dat “bijzondere omstandigheden” niet beperkt zijn tot enkel onvoorziene medische kosten en ook andere situaties kunnen omvatten;

– de tussenkomst van de Fiscale Bemiddelingsdienst en van de erkende diensten schuldbemiddeling aan te moedigen bij ingewikkelde dossiers;

– een gedragscode voor invordering van fiscale schulden op te stellen;

– een mechanisme op te zetten om deurwaarders te controleren, te evalueren en te sanctioneren en in de evaluatiecriteria ook de gemiddelde invorderingskosten voor de burger op te nemen;

– de telefonische toegankelijkheid van de FOD Financiën te versterken;

– voorrang te geven aan rechtstreeks, persoonlijk en aangepast contact met burgers met betalingsmogelijkheden;

 – hulp te voorzien bij de administratieve stappen in de contactpunten en de medewerkers beter te sensibiliseren rond vragen over armoede en sociale uitsluiting;”

Toegankelijkheid van de klantendienst van de “schuldeiser” en redelijke afbetalingsplannen

De toegankelijkheid van de klantendienst van de “schuldeiser” – de FOD Financiën, een leverancier of Vivaqua – is essentieel. De dienst moet telefonisch of via persoonlijk contact op een geografisch toegankelijke plaats bereikbaar zijn.

Het is eveneens van cruciaal belang dat er redelijke afbetalingsplannen worden onderhandeld en afgesloten als we overmatige schulden of een afsluiting van de water- of energietoevoer willen voorkomen.

Zo heeft het geen zin om alle afnemers zonder voorafgaand onderzoek van hun situatie systematisch door te verwijzen naar het OCMW, omdat dit laatste enkel financieel tussenbeide komt in dossiers waar de behoefte van de aanvrager dit rechtvaardigt. Dit onaangepaste beleid waarbij afnemers worden doorgestuurd naar het OCMW, leidt er uiteindelijk namelijk toe dat mensen voor het gerecht worden gedaagd en dat zo ook de kleine terugbetalingscapaciteit die ze voordien hadden, verdwijnt gezien de gerechts- en uitvoeringskosten die een dergelijke procedure met zich meebrengt.

Concreet moet worden gegarandeerd dat gebruikers (al dan niet begeleid door een sociale dienst), zodra ze een energie- of waterfactuur krijgen die ze niet volledig kunnen betalen, gedurende de volledige procedure een redelijk afbetalingsplan kunnen krijgen.

Bij het opstellen van een afbetalingsplan dat (zowel voor de waterleverancier/-distributeur als voor de gebruiker) redelijk is wat betreft de looptijd en het bedrag ervan, moet rekening worden gehouden met:

  • de feitelijke omstandigheden (bijvoorbeeld als het gaat om een factuur met betrekking tot een lek dat is gerepareerd);
  • de financiële situatie van het gezin (middelen en kosten);
  • en bovendien moet worden nagegaan of het voorgestelde plan waarborgt dat de schulden worden terugbetaald aan de leverancier/distributeur en dat het gezin voldoende middelen overhoudt voor de reguliere betaling van toekomstige facturen (waaronder de jaarlijkse eindafrekening).

Het afbetalingsplan kan niet als redelijk worden beschouwd, wanneer het betrokken gezin hierdoor niet langer kan leven in omstandigheden die de menselijke waardigheid respecteren.

Het is duidelijk dat het overeengekomen afbetalingsplan een maandelijks bedrag moet vrijwaren dat ten minste gelijk is aan het leefloon vermeerderd met de kinderbijslag, zodanig dat de gebruiker de dagdagelijkse uitgaven kan doen die verband houden met de menselijke waardigheid, waaronder de periodieke water- en energiefacturen die blijven toekomen.

Het spreekt voor zich dat het absurd zou zijn dat een afbetalingsplan tot gevolg heeft dat de schuldenaar zijn maandelijkse facturen voor elektriciteit, gas en water niet langer kan betalen, en dat dit afbetalingsplan er uiteindelijk toe leidt dat hij nog meer schulden oploopt.

Het zou interessant zijn om de toekenning van toekomstige afbetalingsplannen door Vivaqua en de energieleveranciers op te volgen, om te controleren of de hierboven uiteengezette richtlijnen al dan niet worden nageleefd.

 

[1] http://www.federaleombudsman.be/sites/default/files/samenvatting_onderzoek_fiscale_schulden_-_de_federale_ombudsman.pdf. De federale ombudsman ontvangt elk jaar meer dan 200 klachten van mensen die problemen hebben om hun belastingen te betalen en die klagen over hoe de FOD Financiën hun situatie behandelt. De federale ombudsman heeft daarom het volgende onderzocht:
– de mogelijkheden die de dienst inzet om de belastingschulden te recupereren;
– de manier waarop de dienst de afbetalingsplannen toekent;
– de communicatie van de dienst met de burgers die betalingsmoeilijkheden hebben.
De federale ombudsman, Catherine De Bruecker, zei bij de lancering van het onderzoek in 2018: “De klachten van mensen met betalingsproblemen roepen heel wat vragen op over de strategie die de FOD Financiën hanteert om schulden in te vorderen. Houdt de dienst rekening met de moeilijkheden van deze mensen? Maken de administratieve procedures hun financiële situatie in sommige gevallen niet nog erger? Zouden we bepaalde kosten niet kunnen vermijden, in het belang van zowel de burgers als de dienst? Om al deze redenen hebben we dus besloten om een onderzoek te voeren. »
[2]Art. 25sexies, §1 van de Ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en art. 20 quater, §1 van de Ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.